Radicale Gentse jongeren glippen naar Antwerpen om er mee te strijden tegen het regime.

Geradicaliseerde Gentenaars vechten in A’pen

De radicalisering van de Gentse jongeren wordt een almaar nijpender probleem. Steeds meer jonge Gentenaars trekken naar Antwerpen om er bij te dragen aan de gewapende strijd tegen het regime.

Gent staat in rep en roer. Vier Gentse jongeren zijn zonder geldige redenen naar Antwerpen vertrokken. Hun ouders vrezen dat ze er in contact zullen komen met extreme denkbeelden.

De reacties in Gent neigen naar de hysterie. De vrees voor radicale predikers is groot. Burgemeester Daniël Termont (sp.a) heeft fase drie van het rampenplan afgekondigd. Fase vier staat te wachten in de coulissen.

‘Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid opnemen, ook het Gentse stadsbestuur’, benadrukt Termont bezorgd. ‘Er scheelt iets met onze jongeren als ze weg willen uit een gezapige, verdraagzame stad als Gent. Dat is verontrustend. Wij vrezen voor hun veiligheid in de woelige, door stammentwisten verscheurde Koekenstad. Zij vallen voor het hatelijke discours van een handvol extremisten, die racisme en stereotiep denken voorstellen als de normale gang van zaken.’

Dat radicale jonge gasten in Antwerpen gaan vechten, is op zich geen probleem, vindt Termont. ‘Maar wat als zij met hun vergiftigde wereldbeeld terugkeren naar het vredige Gent? Dan zitten we dik in de gebakken peren.’

De burgemeester stipt aan dat vele jongeren hun ouders wijsmaken dat ze naar Antwerpen trekken om er te voetballen bij een prestigieuze eersteklasseclub. ‘Maar uit ons onderzoek blijkt dat dat onmogelijk de echte reden van hun vertrek kan zijn’, vertelt Termont.

Daniël Termont:
‘Er scheelt iets met onze jongeren als ze weg willen uit onze gezapige stad’

‘Van mijn Leuvense collega Louis Tobback weet ik dat ook studeren er niet mogelijk is‘, stipt de burgemeester aan. ‘Als onze jongeren per se moeten gaan vechten in Antwerpen, hoop ik dat ze zich bij de goeien hebben aangesloten. En dat ze elke dag hun tanden poetsen voor het slapengaan.’