Het debat over al dan niet een indexsprong maken zit muurvast. De liberalen willen het, de socialisten niet. Die laatsten hebben nu koren op hun molen gekregen van de Orde van Geneesheren.
‘Het probleem is dat veel Belgen te zwaarlijvig zijn om een indexsprong te kunnen maken’, constateert Denis Holsters, voorzitter van de Orde, ‘Obesitas is een ernstig probleem. 52% van de Belgische bevolking is te dik, en voor extreme zwaarlijvigen kan de fysieke inspanning van een sprong wel eens fataal zijn.’
De sp.a ziet dit als een sterk argument tegen de indexsprong. ‘Het is geen toeval dat zwaarlijvigheid vooral voorkomt bij arme mensen en sociaal zwakkeren zoals kinderen. Als regeringspartij willen wij geen doden door hartfalen op ons geweten hebben’, zegt minister van consumentenzaken Johan Vande Lanotte.
‘Alsof er geen rijke dikke mensen bestaan’, sneert Vande Lanottes donkerblauwe nemesis Jean-Marie Dedecker (LDD) op zijn blog, ‘ik weet dat ik zelf ook enkele kilo’s te veel weeg, maar een sprongetje maken, daar ga ik niet van dood hoor.’
Ook oppositiepartij N-VA reageert schamper op het socialistische argument. ‘We ontkennen natuurlijk niet dat obesitas een probleem is’, zegt voorzitter Bart De Wever, ‘maar zo’n indexsprong kan net de motivatie opleveren om eindelijk af te vallen. Bovendien kan ik uit persoonlijke ervaring spreken als iemand die zelf van dikke komaf is.’
Johan Vande Lanotte (sp.a)
‘Wij willen geen doden door hartfalen op ons geweten’
Vanuit de hoofdkwartieren van klein-links, bij de PVDA+, klinkt weer een ander voorstel. Peter Mertens: ‘In plaats van dat iedereen mee moet doen aan zo’n halsbrekende sprong, zou men beter kijken naar het vetpercentage in plaats van het algemene gewicht of het BMI. Dat belasten is een stuk menselijker.’
Zou dat er dan niet toe leiden dat dikke mensen het land massaal verlaten? Denemarken schafte onlangs nog een experimentele vettaks af. ‘Nee, voor een vetvlucht hoeven we niet bang te zijn’, zegt Mertens nog, ‘en bovendien, dikke mensen zijn minder mobiel. 99% zal blijven waar hij is.’