Herman Van Rompuy (l.) uit Brussel, in de zetel naast zijn echtgenote: 'Als ik vroeger een telefoontje uit Luik kreeg, was dat al heel internationaal voor Herman. Maar nu bellen mensen uit andere tijdzones.'

‘Toen die Oboma belde, sloegen bij mij de stoppen door’

Het zal je maar overkomen. Je heet Herman Van Rompuy en iedereen verwart je met je naamgenoot die toevallig president van Europa is. Voor Herman Van Rompuy uit Brussel is dat de dagdagelijkse werkelijkheid, met alle telefoons van dien.

Herman Van Rompuy heet al zijn hele leven Herman Van Rompuy en kreeg wel vaker een telefoontje dat eigenlijk bestemd was voor zijn bekendere naamgenoot. Maar sinds die andere Herman president van Europa geworden is, staat zijn telefoon roodgloeiend.

‘Sorry voor het wachten, ik had even iemand aan de telefoon”, zegt Herman, als hij voor ons de deur opent van zijn rijhuis in hartje Etterbeek. We zitten nog maar neer in zijn moderne bolstoel of de telefoon rinkelt alweer. ‘Dat is nummer twaalf vandaag. Maar bon, dinsdagen zijn de drukste dagen. Het is nu ook weer niet elke dag zo.’

‘Hallo met Herman. Yes, Herman Van Rompuy. Yes, I will hold.’ Terwijl Herman wordt doorverbonden, fluistert hij met een glimlach in onze richting: ‘Mijn Engels is er wel op vooruit gegaan.’ Het blijkt een telefoon van Mary McAleese te zijn, presidente van Ierland. Ze valt met de deur in huis en vraagt Herman om geld, nog voor hij heeft kunnen uitleggen dat ze verkeerd verbonden is. Wanneer ze dat wel door krijgt, wordt het gesprek abrupt afgebroken.

‘Zo gaat dat nu altijd’, zucht Van Rompuy. ‘Die madam was eigenlijk nog vriendelijk, want die politiekers en staatshoofden, dat is eigenlijk niet de meest beleefde bende, hoor. Ik krijg er regelmatig aan de telefoon die me beginnen uit te schelden voor bedrieger en fraudeur. Alsof ik er iets aan kan doen. Zij bellen mij, ik hun niet.’

‘Vroeger was Herman nog een vrij lokale politicus, vooral bekend in de streek rond Sint-Genesius Rode. Ik kreeg toen maximum drie telefoontjes per week. Maar sinds hij president van Europa is geworden, krijg ik er soms drie in tien minuten tijd. Uit alle hoeken van de wereld! Als ik vroeger telefoon uit Luik kreeg, was dat al heel internationaal voor Herman, maar nu bellen er mensen die in andere tijdzones leven. Het is hier 24 uur op 24 een zottekot.’

‘Die Chinezen doen nog hun best om te bellen op schappelijke uren’, vervolgt Herman. ‘En die spreken soms zelfs Nederlands! Enfin, heel gebrekkig, maar ze doen hun best. De ergste zijn de Australiërs. Die zijn onverstaanbaar en houden nergens rekening mee.’ Op de vraag of hij niet regelmatig kwaad wordt aan de telefoon, antwoordt Herman een beetje geërgerd. ‘Kijk. Ik ben een heel rustig man. Ik moet wel, voor mijn hart. Maar toen die Oboma (Obama, red.) belde, sloegen bij mij de stoppen door. Vier uur ’s nachts op een zaterdagavond! Die mens was op stap hier in Brussel met een zekere Barroso en ze belden of ik geen goesting had om er mee een te gaan drinken.’

‘Luister. Dat ge in Washington kunt vergeten dat er een tijdsverschil is, dat kan ik nog iemand vergeven. Maar als het in Brussel vier uur ’s nachts is, dan is het in een ander deel van Brussel ook vier uur ’s nachts. Juist of niet juist?  Ik heb hem eens goed zijn vet gegeven. Achteraf bekeken had ik dat misschien niet moeten doen, maar soit. Die belt niet meer terug.’

Toch blijft het bizar dat staatshoofden blijven bellen naar de verkeerde Herman Van Rompuy. Herman zucht eens als de we de vraag opwerpen. ‘Ik heb van Belgacom al drie keer een nieuw nummer gekregen, maar ze blijven dat in hun Witte Gids zetten. Nu zoudt ge toch verwachten dat staatshoofden een speciaal telefoonboek hebben? Maar neen. Ze pakken allemaal de witte gids en zoeken op Van Rompuy en ze denken dan nog dat die in Brussel woont, en niet in Sint-Genesius Rode. Voor die buitenlanders is dat ook Brussel, hé! Dat is hetzelfde.’

‘Nu zoudt ge toch verwachten dat staatshoofden een speciaal telefoonboek hebben. Maar neen. Ze pakken allemaal de Witte Gids en zoeken op Van Rompuy’

Op de vraag of de verwarring met zijn naamgenoot ooit al een voordeel heeft opgebracht, begint Herman te lachen: ‘Ge zit erin, in mijn voordeel’, terwijl hij wijst op de hippe bolzetel waarin we hebben plaatsgenomen. ‘Een paar maanden geleden kreeg ik telefoon van de entourage van het Deense koningshuis. Ze vroegen naar welk adres ze het welkomstgeschenk mochten sturen. Voor een keer heb ik niet de hele uitleg gedaan, maar gewoon mijn adres doorgegeven. Nog geen dag later stopte DHL voor mijn deur. Het is een echte Aarnio Eero. Die krijgen ze niet meer terug.’